Veelgestelde vragen over mentorschap

Het mentorschap wordt meestal voor onbepaalde tijd uitgesproken. Op voorhand is namelijk lastig in te schatten wanneer de gezondheidssituatie weer optimaal is. Gaat het beter en kan de cliënt weer zelf haar of zijn zorgbelangen behartigen, dan dient Signifikans een opheffingsverzoek bij de kantonrechter in.

Mentorschap is nodig als een persoon door lichamelijke en/of psychische oorzaken niet meer in staat is om de regie over zijn zorg te voeren en om die reden geen (weloverwogen) besluit kan nemen.

Of als een persoon door lichamelijke en/of psychische oorzaken begeleiding en bescherming nodig heeft tegen zichzelf of anderen.

Of als een persoon geen familie heeft die zijn/haar belangen kan of wil behartigen.

Of als er binnen de familie van een persoon onenigheid bestaat over de zorg of de behandeling van de betrokkene.

Het komt steeds vaker voor dat mensen zelf niet in staat zijn regie over hun leven te voeren en niemand naast zich hebben die dit over kan nemen. Het kan gaan om alleenstaande ouderen met een aandoening zoals dementie, maar ook (oudere) mensen met een verstandelijke beperking van wie de persoonlijke belangen altijd door hun ouders zijn behartigd, die dat nu niet meer kunnen of willen doen. Ook komt het voor dat er wel familieleden zijn die zaken kúnnen waarnemen, maar ervoor kiezen dat niet te doen om de relatie zuiver te houden of omdat eigen belangen niet los gezien kunnen worden van die van de betrokkene.

Mentorschap is een door een Nederlandse kantonrechter op te leggen maatregel. Deze is bedoeld voor een volwassene die begeleiding, verzorging of verpleging nodig heeft. Vaak kan een partner of familielid voor het belang van iemand opkomen, maar als dat niet (meer) lukt, wordt bekeken of een professioneel mentor aangesteld kan worden. De mentor wordt na beoordeling door de kantonrechter tot wettelijk vertegenwoordiger benoemd.

De mentor neemt, wanneer nodig, beslissingen voor de betrokkene over gezondheid en welzijn. De keuzes die de betrokkene heeft, worden zo goed mogelijk aan hem of haar uitgelegd en er wordt vervolgens rekening gehouden met diens wensen en voorkeuren. De mentor kan zich laten ondersteunen en deskundigen om advies vragen. Ook kunnen er – soms ingrijpende – keuzes worden gemaakt op het gebied van wonen. Een aanleunwoning geeft bijvoorbeeld sneller kans op hulp in nood dan een meer afgelegen woonhuis. Dan kan het woongenot afgewogen worden tegen het risico op ongevallen en hulp die niet direct ter plekke kan zijn. De mentor beslist niet over zaken rond leven en dood. Alleen de wilsbeschikking van de betrokkene wordt meegenomen in (medische) beslissingen van deze aard. Wel kan de mentor de betrokkene blijven ondersteunen. De betrokkene heeft en houdt rechten zoals iedere burger die heeft: recht op informatie, recht op een waardige bejegening, klachtrecht, stemrecht, enzovoort. De mentor kan deze rechten van de gementoreerde gebruiken en deze ‘in de geest van’ vertegenwoordigen. En wel voor dat deel, wat de betrokkene zelf niet meer kan.

Het is belangrijk dat een mentor een vertrouwenspersoon wordt voor de betrokkene. Daarom bezoekt de mentor de betrokkene regelmatig en luistert deze naar de wensen en behoeften van de betrokkene. De mentor neemt in de besluitvorming altijd de levensovertuiging en normen en waarden van de betrokkene mee.

Een mentor behartigt de persoonlijke, niet-materiële belangen van de betrokkene en staat naast hem of haar. De mentor is aanwezig bij gesprekken met de zorgaanbieder, legt het medische beleid vast samen met de arts, bespreekt het zorgplan en controleert of afspraken worden nagekomen. De mentor heeft een regiefunctie en zet in op de kwaliteit van de zorg en leven voor de cliënt.

Tijdens het mentoraat is de persoon die onder mentorschap staat onbevoegd om zelf rechtshandelingen te verrichten, die betrekking hebben op zijn verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding. De betrokkene wordt in dit soort rechtshandelingen door de mentor vertegenwoordigd. De mentor brengt op verzoek van de kantonrechter verslag uit van het mentoraat. De mentor is verplicht om alle gewenste inlichtingen aan de kantonrechter te verstrekken.

In de eerste plaats kan iemand zelf om de maatregel vragen. De partner kan ook een verzoek doen, net zoals de familie tot in de vierde graad. Dat zijn ouders, grootouders, kinderen, kleinkinderen en ook broers en zussen, ooms, tantes, neven en nichten.

Daarnaast kan de officier van justitie mentorschap verzoeken. Dit is van belang als er geen familie meer is die het verzoek kan doen, of als de familie goede redenen heeft om het verzoek zelf niet te doen. De betrokkene kan het de familie zo kwalijk nemen, dat de verhoudingen binnen de familie te zeer worden beschadigd.

Ook kan mentorschap worden aangevraagd door de woonvoorziening of instelling waar de betrokkene verblijft. Men moet dan wel vermelden waarom de partner van de betrokken persoon, of de bloedverwanten in de eerste en tweede graad (ouders, grootouders, kinderen, kleinkinderen en broers en zussen) niet het verzoek indienen.

Tijdens een bezoek aan de huisarts komt het met regelmaat voor dat hij iets hoort of constateert over het welzijn van een cliënt. Hij kan de cliënt doorverwijzen naar een hulpverlener, ouderenadviseur of maatschappelijk werk, die indien nodig een mentor kan zoeken.

De rechter benoemt de mentor in principe voor onbepaalde tijd, maar zal elk jaar of elke  vijf jaar (afhankelijk van de rechtbank) beoordelen of het mentorschap nog steeds van toepassing is. Het mentorschap eindigt bij overlijden van de betrokkene of door ontslagaanvragen van deze taak.

In het mentorschapsplan wordt vastgelegd wat het doel van mentorschap is en welke afspraken er gemaakt worden om dit doel te bereiken. Ook worden hierin afspraken vastgelegd over hoe de communicatie tussen mentor, betrokkene, eventuele begeleiders en de eventuele zorginstelling zal plaatsvinden. De mentor zal de betrokkene gemiddeld zes keer per jaar bezoeken. Tenminste één keer per jaar heeft de mentor een zorgevaluatiegesprek met betrokkene en eventuele begeleiders. Daarnaast leest de mentor de (dag)rapportages van begeleiders en heeft de mentor regelmatig contact met de eventuele zorginstelling over het welbevinden van de betrokkene.

De mentor staat naast de cliënt  behartigt de persoonlijke, niet-materiële belangen belangen van de cliënt. De mentor is aanwezig bij gesprekken met de zorgaanbieder, legt het medische beleid vast samen met de arts, bespreekt het zorgplan en controleert of afspraken worden nagekomen. De mentor heeft een regiefunctie en zet in op kwaliteit van de zorg en leven voor de cliënt.

Een professionele mentor is geen hulpverlener of maatje. Dat betekent dat een mentor niet de dagelijkse begeleiding doet, niet meegaat met uitstapjes en geen kleding of verzorgingsartikelen kan kopen. Ook gaat een mentor niet met ieder doktersbezoek mee ter begeleiding. Tenslotte houdt een mentor zich afzijdig van de financiën en is een mentor niet bevoegd cliënten in te schrijven bij de gemeente.

De procedure om mentorschap aan te vragen neemt gemiddeld twee maanden in beslag, dit is per rechtbank verschillend. Als de kantonrechter akkoord gaat met de aanvraag voor mentorschap, wordt er een beschikking mentorschap afgegeven. Dit betreft een formeel document, waarin het besluit tot mentorschap is vastgelegd.

Nadat de beschikking is afgegeven, begint het mentorschap. Dit begint met het opvragen en lezen van het zorgdossier. We voeren gesprekken met de betrokkene, begeleiders en indien mogelijk familieleden om een volledig beeld van de cliënt krijgen. Wie is de betrokkene? Wat is de geschiedenis? Wat zijn wensen en toekomstverwachtingen van de betrokkene? Tot slot stellen we samen met de betrokkene en zijn eventuele begeleiders het definitieve plan van aanpak/mentorschapsplan op.