De mentor neemt, wanneer nodig, beslissingen voor de betrokkene over gezondheid en welzijn. De keuzes die de betrokkene heeft, worden zo goed mogelijk aan hem of haar uitgelegd en er wordt vervolgens rekening gehouden met diens wensen en voorkeuren. De mentor kan zich laten ondersteunen en deskundigen om advies vragen. Ook kunnen er – soms ingrijpende – keuzes worden gemaakt op het gebied van wonen. Een aanleunwoning geeft bijvoorbeeld sneller kans op hulp in nood dan een meer afgelegen woonhuis. Dan kan het woongenot afgewogen worden tegen het risico op ongevallen en hulp die niet direct ter plekke kan zijn. De mentor beslist niet over zaken rond leven en dood. Alleen de wilsbeschikking van de betrokkene wordt meegenomen in (medische) beslissingen van deze aard. Wel kan de mentor de betrokkene blijven ondersteunen. De betrokkene heeft en houdt rechten zoals iedere burger die heeft: recht op informatie, recht op een waardige bejegening, klachtrecht, stemrecht, enzovoort. De mentor kan deze rechten van de gementoreerde gebruiken en deze ‘in de geest van’ vertegenwoordigen. En wel voor dat deel, wat de betrokkene zelf niet meer kan.